Twaalf reizen met Molukse militairen en hun gezin

Door het uitspreken van de republiek Indonesië kwamen veel Molukse mensen in een moeilijke situatie terecht. Zij hadden veelal dienstgedaan bij het KNIL en hadden nu eigenlijk het liefst een onafhankelijk Molukken gezien. Nederland had tijdens de overdracht bij Indonesië regering afgedwongen, dat er een federatie van grotendeels onafhankelijke lidstaten zou komen. Hierbij zou de Molukken onder de lidstaat Oost-Indonesië komen te vallen. Verder werd afgesproken dat het KNIL binnen een jaar zou zijn ontbonden. Waarbij de Molukse militairen de keus hadden om in het leger van Indonesië te dienen, of verder als burger door het leven te gaan. De kans om als burger werk te vinden was wel bijzonder klein.

Molukse en Nederlandse strijders in een doorgangskamp te Tjimahi (foto: Stichting Moluks Hist. Museum)

De Molukse militairen wilden eigenlijk het liefst militair blijven, maar dan wel in de toegezegde lidstaat Oost-Indonesië. Indonesië bleek echter niet van plan, om zich aan de afspraken over de onafhankelijke lidstaten te houden. Ze wilden maar één regering en die moest in Jakarta gehuisvest zijn. Veel onafhankelijk lidstaten sloten zich hierbij aan, maar niet die van Oost-Indonesië. Door deze opstandige houding kwamen de Molukse militairen in nog grotere problemen. Zij zaten verspreid over heel Indonesië en wilden graag terug naar de Molukken, maar dat werd door de Indonesische regering op alle mogelijke manieren tegengewerkt. Die was juist fel tegen hun terugkeer. Nederland had uiteraard de verplichting om de trouwe Molukse militairen bij te staan en bood deze mensen met hun gezin een 'tijdelijk' verblijf aan in Nederland. De verwachting was dat de rust over enkele maanden wel weer zou zijn teruggekeerd in hun land, zodat ze weer naar huis konden. Hoe anders is het verlopen!

Het voormalig Nederlandsch-Indië met in het oosten de Molukken

Na de overdracht op 27 december 1949, was alleen het westelijk deel van Nieuw-Guinea nog Nederlands grondgebied. Indonesië vond dat dit gebiedsdeel ook tot hun republiek behoorde, want voorheen hoorde het toch bij Nederlands-Indië. Nederland had voor dit deel van Nieuw-Guinea liever een status aparte en overwoog het te gebruiken als thuisland voor de Indische-Nederlanders. De onderhandelingen tussen beide landen liepen muurvast, zodat een jarenlang conflict het gevolg was. Aan het eind van de 50er jaren namen de spanningen dusdanig toe, dat alle diplomatieke betrekkingen werden verbroken. Indonesië was zelfs bereid om in augustus 1962 een aanval op Nieuw-Guinea uit te voeren, een offensief waartegen een Nederlandse verdediging hoogstwaarschijnlijk niet zou zijn opgewassen. Door internationale druk stemde de Nederlandse regering uiteindelijk toch in met een vreedzame overdracht van dit gebiedsdeel.

  De reizen met Molukse gezinnen 

Er moesten ongeveer 12.500 Molukkers naar Nederland vervoerd worden, die toen voor het merendeel in doorgangskampen op Java verbleven. Toen hun vertrek uiteindelijk definitief was, moest er meteen haast gemaakt worden met het uitvoeren van deze transporten en ook nu moesten er schepen gecharterd worden. In totaal zouden elf schepen deze reizen gaan verzorgen. Negen schepen werden in het buitenland gecharterd en twee kwamen uit Nederland, die tezamen twaalf reizen zouden doen. Op dinsdag 20 februari 1951 vertrok de eerste groep met de "Kota Inten". 

Registratie van Molukse militairen en hun gezin vlak voor hun reis naar Nederland (Foto: Stichting Moluks Hist. Museum)

    Vaarschema van de twaalf scheepsreizen

  SCHEEPSNAAM VERTREK  AANKOMST PASSAGIERS
 1  "Kota Inten" 1e reis      Soerabaja 20-02-1951    Rotterdam 21-03-1951         1022
 2  "Atlantis"      Soerabaja 22-02-1951    Rotterdam 23-03-1951          922
 3 "Roma"  Tandjong Priok 07-03-1951    Rotterdam 08-04-1951          919
 4       "Castel Bianco"  Tandjong Priok 27-03-1951    Rotterdam 24-04-1951         1052
 5      "New Australia"      Soerabaja 07-04-1951   Amsterdam 29-04-1951         1570
 6 "Groote Beer"      Soerabaja 13-04-1951   Amsterdam 12-05-1951          811
 7       "Skaubryn"      Soerabaja 14-04-1951    Rotterdam 06-05-1951         1204
 8       "Somersetshire"      Soerabaja 10-04-1951    Rotterdam 16-05-1951          592
 9           "Asturias"  Tandjong Priok 24-04-1951   Amsterdam 16-05-1951         1699
10           "Fairsea"      Soerabaja 10-05-1951    Rotterdam 05-06-1951          1800
11           "Goya"  Tandjong Priok 16-05-1951    Rotterdam 15-06-1951     onbekend
12   "Kota Inten" 2e reis  Tandjong Priok 25-05-1951    Rotterdam 22-06-1951          870

De "Kota Inten" (die als enige twee reizen voor haar rekening nam) arriveerde met de eerste groep Molukse gezinnen in de Rotterdamse haven. Een prettig ontvangst viel deze mensen niet ten deel, want kort na aankomst werden alle militairen uit hun functie ontheven. Tijdens de daaropvolgende reizen werden ze tijdens de reis al op de hoogte gesteld over hun ontslag. 

Debarkatie bij het Rotterdamse Lloydcomplex

Op woensdagavond 21 maart meerde de "Kota Inten" met 1022 passagiers aan boord bij het Rotterdamse Lloydcomplex. Hiervan waren 900 mensen Molukker en 122 repatrianten. Met deze twaalf reizen zouden ruim 4000 Molukse families naar Nederland komen.

 De schepen die werden ingezet  Het m.s. "Kota Inten"

Het m.s. "Kota Inten" nam twee reizen voor haar rekening

De "Kota Inten" werd in opdracht van de KRL bij de werf Fijenoord gebouwd en kwam in 1927 als vrachtschip in de vaart op Nederlandsch-Indië. In 1943 vertrok het voor een verbouwing tot troepentransportschip naar Amerika, waarna het 1750 manschappen kon vervoeren. In 1946 keerde het schip terug naar Nederland, waarna het in opdracht van de Nederlandse regering militairen naar Ned.-Indië ging vervoeren en repatrianten mee terug zou nemen. In 1957 werd de "Kota Inten" gesloopt.

Het s.s. "Atlantis" (Foto: Stichting Moluks Hist. Museum)

De "Atlantis" kwam in 1913 in de vaart voor de Royal Mail Lines met een capaciteit om 1330 passagiers te vervoeren. Het schip heeft enkele jaren dienstgedaan als hospitaalschip en werd in 1948 verbouwd tot emigrantenschip. Vanuit Australië voer het negen keer over Nederlands-Indië, om vandaar militairen en emigranten naar Nederland te brengen. Dit schip nam de tweede groep Molukkers voor haar rekening en werd een jaar later gesloopt.

 

Het s.s. "Roma"

De "Roma" kwam in 1914 als vrachtschip in de vaart en werd in 1928 geschikt gemaakt voor emigrantenvervoer. Vanaf 1950 voer het op Australië, zodat het op een van haar terugreizen de derde groep Molukkers kon meenemen.

 

Het s.s. "Castel Bianco"

De "Castel Bianco" kwam in 1945 onder de naam "Vassar Victory" in de vaart en voer toen op Zuid-Amerika en Australië. In 1947 werd dit schip aangepast voor emigrantenvervoer en nam het op een van haar thuisreizen vanuit Australië de vierde groep Molukse mensen mee. In 1974 werd dit schip in Spanje gesloopt.

 

Het s.s. "New Australia"

De "New Australia" kwam in 1931 in de vaart als passagiersschip. Aan het begin van WO2 werd het eerst verbouwd tot troepentransportschip en in 1949 tot emigrantenschip. Ook dit schip voer op Australië en nam de vijfde groep Molukkers voor haar rekening. De "New Australia" arriveerde in de vroege ochtend van 5 april in de haven van Tandjoeng Perak (Soerabaja), waar het aan de inscheping van 470 Nederlandse militairen begon. (Deze militairen behoorden tot een groep van in totaal 970 man die als laatsten naar Nederland terugkeerden, de overige vertrokken met de "Dorsethire". Er bleven overigens nog wel 400 militairen (allen vrijwilligers) op Java achter, om de kampen met laatste Molukse gezinnen te bewaken, totdat ook zij vertrokken waren.)

Buiten die 470 militairen kwamen er ook 1100 Molukkers aan boord en kon het schip twee dagen na aankomst vertrekken. Zondagmiddag 29 april 1951 arriveerde de "New Australia" in de haven van Amsterdam. Diezelfde dag begon de debarkatie van alle 470 Nederlandse militairen, terwijl de vijfde groep Molukkers nog een nacht aan boord moesten blijven. 

 

Het s.s. "Groote Beer"

De "Groote Beer" werd in 1944 te Portland/Oregon (USA) als troepentransportschip gebouwd en kon 1600 militairen vervoeren. Dit schip werd net als de zusterschepen “Waterman” en “Zuiderkruis” in 1946 aangekocht door de Nederlandse en ging tot 1951 op Ned. Indië varen. Nadat het schip de zesde groep Molukkers naar Nederland had gebracht, heeft het nog jaren dienstgedaan als emigrantenschip. In 1970 werd de "Groote Beer" in Griekenland gesloopt.

 

Het m.s. "Skaubryn"

De "Skaubryn" kwam in 1951 in de vaart als emigrantenschip en voer vanuit Bremerhaven op Sydney. Tijdens haar allereerste terugreis vanuit Australië voer het schip over Indonesië en nam de zevende groep Molukkers mee naar Holland. De “Skaubryn” viel helaas een kort bestaan ten deel, want in 1958 brak tijdens een reis naar Australië hevige brand uit op de Indische Oceaan. Hierbij werd het schip totaal verwoest en zonk ter plekke. 

Krantenartikel over de eerste thuisreis van het m.s. "Skaubryn" op 14 april 1951

Dit krantenknipsel vermeldt o.a. het volgende: De gloednieuwe "Skaubryn" werd te Kiel afgebouwd en in februari 1951 opgeleverd. Onder gezagvoerder Geir Jorgensen nam het schip al op haar eerste terugreis vanuit Soerabaja 1200 Ambonezen 'brandvrij' mee naar Holland...... 

 

Het m.s. "Somersetshire"

De "Somersetshire" werd als passagiersschip in Belfast gebouwd in kwam 1921 in de vaart. De Engelse regering heeft het schip in 1927 tot troepentransportschip laten verbouwen. In 1946 werd het, na eerst nog een paar jaar als hospitaalschip te hebben gevaren, verbouwd voor emigrantenvervoer. De "Somersetshire" heeft tijdens haar thuisreizen diverse keren Indonesië aangedaan en nam de achtste groep Molukkers mee. Het schip werd in 1954 in Groot-Brittannië gesloopt.

 

Het s.s. "Asturias"

De "Asturias" kwam in 1925 als passagiersschip in de vaart en voer hoofdzakelijk op Australië en Oost-Azië. In 1945 werd het schip verbouwt tot troepentransportschip en heeft het van 1949 tot en met 1951 als charter voor de Nederlandse regering zowel militairen als emigranten vervoerd. Op een van haar terugreizen heeft het de negende groep Molukkers opgepikt en naar Nederland gebracht. De "Asturias" werd in 1957 gesloopt.

 

Het m.s. "Fairsea"

De "Fairsea" kwam in 1941 als vracht- en passagiersschip in Chester (USA) onder de naam "Rio de la Plata" in de vaart. Al in 1942 ging dit schip onder de naam "HMS Charger" als vliegdekschip varen voor de Amerikaanse en Britse marine. Na enige jaren nutteloos aan de wal te hebben gelegen, werd het schip in 1949 verkocht aan de rederij 'Alvion Steamship Company' (Panama). Deze liet het verbouwen tot emigrantenschip. Vanaf toen ging het onder de naam "Fairsea" vanuit Bremen op Sydney varen en pikte op de terugreis diverse keren mensen op uit Indonesië. Waaronder de tiende groep Molukkers.

 

Het m.s. "Goya"

De “Goya” kwam in 1938 in Bremen als vrachtschip in de vaart en werd in 1949 in Hamburg verbouwd tot emigrantenschip. Ze voer vooral op Canada en Australië en was verantwoordelijk voor het vervoer van de elfde groep Molukkers.

De twaalfde en laatste groep Molukkers werd net als de eerste groep met de “Kota Inten” vervoerd.

  De 'tijdelijke' huisvesting

Omdat er veel Molukse mensen naar Nederland kwamen, moest er wel voldoende huisvesting zijn. Dat was in die tijd makkelijker gezegd dan gedaan, want door WO2 was er een enorme woningnood ontstaan. Normale woningen waren simpelweg niet voor handen. Omdat alle Molukkers uiteindelijk toch weer zouden terugkeren, dacht men voor een noodoplossing te kunnen kiezen. Ze moesten dan maar met grote groepen tegelijk ondergebracht worden. Hiervoor werden diverse leegstaande complexen geschikt gemaakt. Dat konden afgedankte gevangenissen zijn, maar ook opleidingsinstituten, kloosters, kazernes en oude villa's. Zelfs voormalige concentratiekampen en kampen voor de werkverschaffing werden daar geschikt voor gemaakt. De twee concentratiekampen die hiervoor gebruikt werden zijn het beruchte Kamp Vught (Woonoord Lunetten) en Kamp Westerbork (Woonoord Schattenberg). Kortom, woonoorden waar de Molukse gemeenschap niet echt trots op hoefden te zijn.

Het Woonoord Lunetten (Vught) met de naderhand aangebouwde keukens (Foto: Stichting Moluks Hist. Museum)

Dergelijke woonoorden zijn vele jaren in gebruik gebleven en dat dit voor de Molukkers geen tijdelijk verblijf werd is nu wel gebleken. 

In 1951 werd het boordgeld nog volop gebruikt, maar over het gebruik tijdens deze reizen is mij niets bekend. Uiteraard hoop ik daar nog achter te komen.